
Afgifte verklaring van erfrecht met beperkte inhoud
4 april 2025Gevolgen meerinbreng (bij een huwelijk)
Meerinbreng
W
anneer een ongehuwd stel samen een woning koopt, en één van de partners méér geld investeert bij de aankoop van deze gemeenschappelijke woning dan de andere partner, dan spreken we van 'meerinbreng'. Partners kunnen voor zo'n geval afspreken dat de partner die meer inbrengt, een vordering op de andere partner krijgt ter grootte van de helft van de meerinbreng.
Ditzelfde geldt ook als er sprake is van meerinbreng bij een verbouwing van de woning, of bij een (extra) aflossing op de hypotheekschuld; het gaat daarbij namelijk ook om een investering van eigen geld in de gemeenschappelijke woning.
Voor veel mensen klinkt het verwarrend dat de meerinbrenger een vordering krijgt ter grootte van 'slechts' de helft van de meerinbreng. Desondanks is dat wel logisch; een voorbeeld kan dit verduidelijken:
A en B hebben samen een woning van € 400.000 gekocht. Zij zijn ieder voor de helft eigenaar van de woning.
De woning hebben ze gefinancierd met een hypothecaire geldlening van € 300.000. De ontbrekende € 100.000 wordt voor € 90.000 door A en voor € 10.000 door B uit eigen middelen betaald; er is dus een meerinbreng van € 80.000. A en B komen overeen dat A een vordering heeft op B van € 40.000, wat dus betekent dat B een schuld heeft aan A van € 40.000.
Als A en B, enkele jaren later, de woning weer verkopen, dan hebben ze allereerst samen recht op de verkoopopbrengst, maar moeten ze ook samen de resterende hypotheekschuld aflossen. Uitgaande van een overwaarde van € 150.000 zouden A en B dus allebei € 75.000 overhouden aan de verkoop, maar dan moet de onderlinge vordering nog verrekend worden. Na die verrekening heeft A recht op (€ 75.000 plus 40.000 is) € 115.000, en heeft B recht op (€ 75.000 minus 40.000 is) € 35.000. Met andere woorden; A heeft zijn meerinleg van € 80.000 weer terug, en A en B profiteren samen, ieder voor de helft, van de waardeontwikkeling van de woning.
Daarbij is het wel belangrijk dat de partners goed afspreken dát er bij een meerinleg een vordering moet ontstaan (want als dat achteraf niet aangetoond kan worden, loopt de meerinlegger het risico geen vordering te hebben, en de meerinleg zodoende te verliezen), en welk bedrag dit uiteindelijk moet opleveren. Vaak wordt ervoor gekozen om de vordering te fixeren op het originele bedrag, maar het ook denkbaar dat de meerinlegger het bedrag terugkrijgt plus een bepaalde rente, of dat de vordering meegroeit en/of -daalt met de waardeontwikkeling van de woning.
Gevolgen bij huwelijk lang niet duidelijk
W at gebeurt er nu met de vordering van A, wanneer A en B de woning niet verkopen (waardoor de vordering nog steeds bestaat) en in het huwelijksbootje stappen?
Sinds 1 januari 2018 geldt de beperkte gemeenschap van goederen in het Nederlandse huwelijksvermogensrecht. Volgens de wet valt in deze gemeenschap van goederen:
- het vermogen van de partners waartoe zij vóór het aangaan van het huwelijk al samen gerechtigd waren (zoals de woning in ons voorbeeld);
- het vermogen dat gedurende het bestaan van de gemeenschap van goederen wordt verkregen door (één van) de partner;
- de schulden die betrekking hebben op de tot de gemeenschap van goederen behorende goederen.
Voorhuwelijks privévermogen van één van de partners valt dus niet in de gemeenschap van goederen. Overigens blijven ook erfenissen en schenkingen buiten de gemeenschap van goederen.
Goed om op te merken is dat voor het geregistreerd partnerschap precies dezelfde regels gelden. Bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap ontstaat er dus ook een beperkte gemeenschap van goederen, die dezelfde gevolgen heeft als wanneer de partner trouwen.
Toen de huidige beperkte gemeenschap van goederen nog een wetsvoorstel was, is gesteld dat de vordering wegens meerinbreng van A privévermogen blijft (want het is een privébezit, dat de meerinbrenger al had vóór het aangaan van het huwelijk), terwijl de daarmee corresponderende schuld van B wél in de gemeenschap van goederen zou vallen (aangezien dit een schuld is die betrekking heeft op de woning, die tot de gemeenschap van goederen gaat behoren). Dat zou ertoe leiden dat de schuld geen schuld van B meer is, maar van A en B samen, waardoor A nog maar voor de helft van zijn vordering bij B kan aankloppen; de
vordering wordt daarmee per saldo gehalveerd.
In ons voorbeeld zou dit tot gevolg hebben dat de vordering van A op B door het huwelijk nog maar € 20.000 bedraagt (in plaats van € 40.000).
Deze toepassing van de gemeenschap van goederen heeft tot veel discussie geleid in de rechtspraak en literatuur; enerzijds is namelijk gesteld dat een onderlinge vordering op deze manier halveert, maar anderzijds pakt dit vaak onredelijk uit, en is gezegd dat dit niet de bedoeling van de wetgever zou kunnen zijn.
Geen halvering van de vordering
R
ecentelijk heeft de Hoge Raad (eindelijk) duidelijkheid hierover verschaft. Het gaat in deze uitspraak om de situatie waarin echtgenoten al vóór hun huwelijk gezamenlijk een woning hadden gekocht. Bij de aankoop had één van de partners al meer eigen geld ingelegd. Later, maar nog steeds vóór het huwelijk, heeft de andere partner met eigen geld een gedeelte van de hypotheekschuld afgelost. De partners hadden dus al vorderingen op elkaar (en dus schulden aan elkaar), over en weer, voordat ze hun huwelijk zijn aangegaan.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het bestaan van deze schulden weliswaar met de woning te maken heeft, maar dat dit niet betekent dat het schulden zijn die 'betrekking hebben op' de woning, en dat deze onderlinge schulden dus niet in de gemeenschap van goederen vallen. Zowel de vorderingen als de schulden blijven dus privévermogen, waardoor de vorderingen volledig op de andere partner verhaald kunnen blijven worden, en de vorderingen dus niet door het ja-woord halveren.
In ons voorbeeld blijft de vordering van A op B, ook na het aangaan van het huwelijk, € 40.000 bedragen.
Wil je meer weten over dit onderwerp of wil je advies over jouw situatie? Neem dan gerust contact met ons op!
AUTEUR
Dorothy Boutsen
Dorothy is jurist en werkt op onze vestiging in Tilburg EnTrada. Heb je vragen over haar blog of wil je een afspraak over dit onderwerp maken? Dan kun je bellen op 013 549 49 72 of mailen naar d.boutsen@dktnotarissen.nl
IK WIL GRAAG EEN AFSPRAAK
Wil je uitgebreider uitleg krijgen over dit onderwerp? Maak dan een afspraak, dan weet je binnen een paar dagen waar je aan toe bent.