4. Tegenstrijdig belang
D
e regeling over tegenstrijdig belang in de Wbtr is vergelijkbaar met de bestaande regelgeving bij de B.V. en de N.V.
De tegenstrijdig belangregeling houdt in dat een bestuurder niet mag deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming in een vergadering als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden organisatie.
Als het bestuur hierdoor geen bestuursbesluit kan nemen, neemt de RvC het besluit. Als er geen RvC is, dan neemt de algemene vergadering het besluit, tenzij de statuten anders bepalen.
De stichting kent geen algemene vergadering. Daarom wijkt de regeling voor de stichting hiervan af. Als de stichting geen RvC heeft, neemt het bestuur alsnog het besluit onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen.
Deze tegenstrijdig belangregeling gaat ook gelden voor de leden van de RvC. Een commissaris mag ook niet aan de beraadslaging en besluitvorming deelnemen indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden organisatie.
Wanneer de RvC hierdoor geen besluit kan nemen, neemt de RvC alsnog het besluit onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen, tenzij de statuten anders bepalen.
Alle rechtspersonen kennen vanaf de inwerkingtreding van de Wbtr voortaan een interne tegenstrijdig belang regeling in plaats van een (externe) vertegenwoordigingsregeling. Dat houdt in dat als een bestuurder toch heeft meegestemd terwijl de bestuurder een tegenstrijdig belang had, dit geen gevolgen heeft voor de (externe) vertegenwoordiging van de stichting of vereniging.
5. Begrenzing meervoudig stemrecht
D
e Wbtr regelt ook de begrenzing van het meervoudig stemrecht. Dat houdt in dat één bestuurder of commissaris niet meer stemmen mag uitbrengen dan de andere bestuurders of commissarissen samen. Deze begrenzing van het stemrecht voorkomt dat één bestuurder of commissaris zelfstandig kan beslissen.
Moet de vereniging of de stichting haar statuten wijzigen?
N
ee, op grond van het overgangsrecht bij de Wbtr zijn verenigingen en stichtingen niet verplicht om de statuten te wijzigingen.
Het overgangsrecht van de Wbtr bepaalt namelijk dat:
1. bij de eerstvolgende statutenwijziging na invoering van de Wbtr in de statuten de belet en ontstentenisregeling voor alle bestuurders en commissarissen dient te worden opgenomen;
2. de regeling over tegenstrijdig belang directe werking heeft, onafhankelijk of hierover in de statuten iets bepaald is. Je kunt je dan niet meer op een oude regeling in de statuten die gaat over de (externe) vertegenwoordiging beroepen.
3. bij de eerstvolgende statutenwijziging het meervoudig stemrecht in lijn dient te worden gebracht met de Wbtr. De huidige regeling uit de statuten dat een bestuurder meer stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders samen is uiterlijk tot 5 jaar na invoering van de Wbtr geldig, als er in die 5 jaar geen statutenwijziging plaatsvindt. Wijzig je binnen deze 5 jaar de statuten, maar vergeet je de bepaling over het meervoudig stemrecht in lijn te brengen met de Wbtr dan is vanaf dat moment de bepaling over het meervoudig stemrecht in de statuten niet meer geldig.
Om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over de statuten en de wet, kan het wel gewenst zijn om de statuten te wijzigingen. Dit hangt af van de huidige statuten van de vereniging of stichting. Wij raden u aan de statuten eens goed door te nemen, om te kijken of deze nog aansluiten bij de wijze waarop er thans wordt gehandeld door het bestuur en eventueel de RvC.